Sociaal en Emotie

Ontwikkeling van emotie en sociale vaardigheden

Sociale Vaardigheden

Hier richten we ons op het ontwikkelen van sociale vaardigheden, van de peutertijd tot het einde van de lagere school.

Peuters

Peuters staan vrij ‘egoïstisch’ in de wereld. Ze leven compleet in hun eigen wereldje en gaan ervan uit dat zij in het centrum van de wereld staan en alles rond hen draait. Mama en papa moeten dan ook onmiddellijk al hun wensen vervullen. Peuters kunnen nog niet om met uitstel. Daar alles rond hen draait, zijn zij nog niet in staat om zich in te leven in iemand anders. Zodoende kunnen zij ook geen rekening houden met de gevoelens van anderen. Peuters beginnen wel al interesse te tonen in andere kinderen. Van samen spelen is echter nog geen sprake. Peuters spelen naast elkaar in plaats van met elkaar.

Kleuters

Kleuters zijn nog steeds vrij egoïstisch en zien de wereld vanuit hun eigen positie. Zij kunnen zich nog steeds moeilijk inleven in de gevoelens van iemand anders. Ze gaan er van uit dat de ander net zo denkt en voelt als zij. Ze kunnen ook niet inschatten wat er zal gebeuren als zij iets doen, of hoe iemand anders zich dan zal voelen. Daar zal het kind pas rond zijn zesde verjaardag in slagen. Toch brokkelt het egocentrisme vanaf deze leeftijd af. Kleuters beginnen stilaan te beseffen dat de wereld niet rond hen draait. Een kleuter krijgt wel al meer aandacht voor anderen. Leeftijdsgenoten krijgen een belangrijkere rol toegewezen. De kleuter ontdekt dat samenspelen met iemand anders ook leuk kan zijn. Naast elkaar spelen verandert stilaan in samenspelen. Door het deelnemen aan de leefwereld van leeftijdsgenoten, leert het kind zich te verplaatsen in een ander. Door vriendschappen te sluiten leren kleuters de wereld van een ander kennen. Ze ontdekken langzaamaan het anders-zijn van de ander.

Lagere schoolkinderen

Op school gaan kinderen dagelijks met elkaar om en leren zo zichzelf en de ander beter kennen. In de kleutertijd leerden kinderen samenspelen en ondervonden zij dat iedereen anders is. Dit besef van anders zijn, neemt sterk toe in de lagere school. Men leert er lezen, schrijven en rekenen en ziet dat de één dit beter kan dan de ander. In de lagere school wordt er heel wat verwacht van kinderen (stil zitten, zwijgen in de klas, huiswerk maken, …) en ook hier zien de kinderen dat de één dit beter kan dan de ander. Ook in vrije momenten zoals de speeltijd en middagpauze, merken kinderen verschillen op. Kinderen van deze leeftijd denken ook meer over zichzelf na: hun eigen mogelijkheden (wat ze goed kunnen in de klas), hun beperkingen (wat minder goed gaat), hun uiterlijke kenmerken, wensen, gevoelens, … Hierbij gaan ze stevig vergelijken met andere kinderen. Kinderen in de lagere school richten zich meer op hun leeftijdsgenoten en spiegelen zich ook aan hen. Ze doen hierbij steeds meer ervaring op met agressief gedrag, ruzies, opkomen voor eigen recht en rekening houden met anderen. Hierdoor leren zij steeds beter omgaan met conflicten, afspraken en regels. 

Kinderen zijn nu ook meer in staat zich te verplaatsen in de gevoelens, wensen, opvattingen en de situatie van anderen. Wat betreft de vriendschappen, zien we dat deze nu meer vast worden, terwijl dit in de kleuterschool erg wisselend kon zijn. Vriendschappen krijgen meer het karakter van samenwerking. Er ontstaat meer wederzijdsheid in relaties. Kinderen proberen zich meer aan te passen aan de wensen van een vriend(in). Vanaf het derde leerjaar kunnen hechte vriendschappen ontstaan. Vijfde- en zesdeklassers kunnen één of twee echte boezemvrienden of –vriendinnen hebben met wie ze constant willen optrekken. De meeste kinderen willen nu ook samen met de anderen iets doen en erbij horen. Sociale vaardigheden zijn daarbij erg belangrijk. Niet alleen kinderen die heel goed mee kunnen in de klas zijn vaak populair maar ook kinderen met goede sociale vaardigheden. Deze kinderen weten hoe ze vriendjes moeten maken en wat ze moeten doen om die vriendjes te houden. Op het einde van de lagere school neemt de behoefte aan zelfstandigheid, privacy, een eigen mening en eigen verantwoordelijkheid toe. Men staat in deze leeftijdsfase 7 kritischer ten opzichte van volwassenen. Daarnaast sluit men zich meer aan bij leeftijdsgenoten en worden normen en gewoontes van leeftijdsgenoten belangrijker. Het maken van vrienden en vriendinnen is in deze periode van wezenlijk belang. Kinderen zijn op deze leeftijd erg gevoelig voor het gedrag van hun leeftijdsgenoten en voor hun beoordeling. Kinderen willen erg graag aanvaard worden door de groep en daarvoor gaan ze proberen te voldoen aan de waarden die in de groep heersen. Tegelijker wil het kind ook zijn anders-zijn onderstrepen. Op die manier willen ze zich onderscheiden van de groep. Dit duurt voort in de puberteit en is belangrijk voor het vormen van een eigen identiteit. De intrede van de puberteit en de veranderingen die daarbij horen, kunnen voor een verminderd zelfvertrouwen zorgen. Hierdoor is extra aandacht gewenst voor het zelfbeeld en het omgaan met gevoelens die voortkomen uit de lichamelijke veranderingen die gepaard gaan met de aanvang van de puberteit; uit de relatie met leeftijdsgenoten en dan vooral het erbij willen horen; en de druk van schoolkeuze en de mogelijkheden en beperkingen op schools vlak.

Samen spelen

Samen spelen is erg belangrijk voor de ontwikkeling van kinderen, en vooral voor de ontwikkeling van sociale vaardigheden. Voor kinderen tot ongeveer zes jaar kan het nog moeilijk zijn om goed samen te spelen. Hiervoor moet je immers kunnen inschatten wat de ander wil en hierop inspelen, samen delen, op je beurt wachten, … Er zijn dus veel sociale vaardigheden nodig om goed te kunnen samenspelen. Deze vaardigheden moeten op de leeftijd van zes jaar meestal nog geleerd worden. Dit betekent niet dat kinderen van zes jaar beter niet samen spelen. Integendeel! Door het samenspel kunnen zij deze vaardigheden leren. Via het spel leert het kind met anderen omgaan, wedijveren, rekening houden met de mening van anderen, zich aan afspraken houden, het accepteren van leiderschap van anderen, meningsverschillen bijleggen, … Tijdens het spel krijgt het kind kansen om te leren omgaan met frustraties, kansen om boos te zijn, ruzie te maken en het bij te leggen, te leren winnen en verliezen, …

Dit leerproces zal niet vlekkeloos verlopen en vele ruzies zijn hierbij niet vreemd. Maar ook dat is belangrijk voor de ontwikkeling van de genoemde vaardigheden. Ruzies tijdens het samenspelen en het niet tegen zijn verlies kunnen zijn normaal voor kinderen in de lagere school. Als kinderen moeilijk tegen hun verlies kunnen, helpt het beter om mee te leven dan om ze ervan te overtuigen dat dit niet erg is. Voor het kind is dit namelijk wel erg. De meeste kinderen hopen immers het spel te winnen en als ze dan verliezen is dit een ontgoocheling. Best is om mee te leven met je kind als zij/hij verliest. Laat merken dat je begrijpt dat hij/zij daar moeite mee heeft. Als je kind wegloopt bij verlies, probeer dan uit te leggen dat weglopen tijdens een spel wel helpt tegen de boosheid maar niet om te leren winnen. Je kunt iets dat niet lukt beter nog eens proberen. Zo heb je opnieuw een kans om wel te winnen of om het beter te doen. Vertel ook dat ieder mens wel ergens goed in is. De één kan goed kaarten, de ander kan goed sporten, … Laat je kind even afkoelen en probeer hem/haar daarna toch weer aan het spel te krijgen.

 

Emotionele Vaardigheden

De wereld van kinderen van 4 tot 12 jaar wordt steeds groter. Doordat ze buitenshuis in contact komen met andere volwassenen, kinderen en leeftijdsgenoten, leren ze zichzelf steeds beter kennen. Ze gaan zichzelf vergelijken met anderen waardoor ze inzicht krijgen in waar ze goed in zijn. Aan dit inzicht ontlenen ze zelfvertrouwen. Door al hun sociale contacten kunnen ze zich steeds beter inleven in anderen en leren ze conflicten op te lossen. Ook hun geweten ontwikkelt zich zo en ze maken zich de sociale normen en waarden eigen.

De belangrijkste voorwaarde voor een voorspoedige sociaal-emotionele ontwikkeling is dat een kind zich emotioneel veilig voelt. Dat gevoel kunt u op alle leeftijden stimuleren door een warme, ondersteunende en responsieve houding: goed kijken en luisteren naar kinderen en liefdevol ingaan op hun verbale en non-verbale signalen, zowel in de groep als in een-op-een contact. Ook een positief groepsklimaat versterkt het gevoel van emotionele veiligheid. Een positieve groep is een hechte groep met positieve relaties tussen de kinderen. De pedagogisch medewerker geeft de kinderen de ruimte om zichzelf te zijn en op sociaal gebied van alles te ontdekken en oefenen.

4-7 jaar

Een kleuter krijgt steeds meer een besef van een eigen ik. Dat zorgt voor meer bewustzijn van de eigen kwetsbaarheid, wat wel eens angstgevoelens kan opleveren. Ook leert een kleuter zijn eigen emoties en die van anderen kennen, zeker door de groep. Het vermogen zich in anderen te verplaatsen (empathie) ontwikkelt zich in deze leeftijd in zoverre dat kinderen denken dat anderen dezelfde emoties hebben. Dit is bijvoorbeeld te merken als een kleuter een andere kleuter troost als deze pijn of verdriet heeft, een emotie die de kleuter zelf ook kent. Door afspraken en regels leren ze wat wel en niet mag en leren ze zich in bepaalde situaties beheersen: schelden, iets afpakken, voor hun beurt gaan. Zowel het opbrengen van empathie als zelfbeheersing zijn belangrijk voor de sociale contacten en vriendschappen die een kleuter steeds meer aangaat. In die contacten leren ze ook omgaan met conflicten die regelmatig voorkomen bij kleuters. Waarden en normen beginnen zich nog maar net te ontwikkelen, goed en slecht zijn nog vage begrippen. Bij gedrag van andere kinderen (bijvoorbeeld met speelgoed gooien) kijken ze vooral naar de materiële gevolgen ervan (nu is het stuk) in plaats van naar de reden ervoor (bijvoorbeeld boosheid). Vriendschappen zijn nog oppervlakkig en vooral functioneel: kinderen kunnen vrienden zijn omdat bijvoorbeeld de een zo’n geweldige hijskraan heeft, waarmee de ander ook graag wil spelen of omdat ze zo lekker samen kunnen spelen. Fantasie en werkelijkheid lopen soms nog door elkaar bij kleuters. Ze begrijpen nog niet alles en gebruiken dan hun fantasie om ontbrekende kennis aan te vullen en zich veilig te voelen. Aan de andere kant kan hun eigen fantasie ze ook bang maken. Tot slot kunnen de emoties van kleuters nog sterk wisselen.

7-10 jaar

Voor kinderen in deze leeftijd zijn vriendschappen erg belangrijk. Ze spelen vooral met kinderen van de eigen sekse en gaan met hen vriendschappen aan. Doordat ze uitzoeken met wie ze het best kunnen opschieten, wisselen de combinaties nog wel eens. De omgang met leeftijdsgenoten en de gedragscodes in de groep bepalen hun gedrag. De vriendschappen en het samenspelen zijn belangrijk omdat de wederzijdse acceptatie en steun ze het gevoel geeft ergens bij te horen. En ook doordat ze zich dan kunnen vergelijken met de ander (mede door een competitie-element in hun spel in te brengen). Zo ontwikkelt hun identiteit zich en kunnen ze steeds beter reflecteren op zichzelf en wat hun mogelijkheden, beperkingen, (uiterlijke) kenmerken, wensen, gevoelens en eigenschappen zijn. Doordat kinderen leren zich beter in de situatie van andere kinderen te verplaatsen, maken ze grote stappen in het leren omgaan met conflicten en regels. Echter door de grote behoefte erbij te horen, de behoefte aan competitie en soms een van de groep afwijkende identiteit, kan op deze leeftijd buitensluiting en pesten ook een rol gaan spelen.
Regels passen ze aanvankelijk star toe ‘zoals het hoort’. Iets later gaan ze zich, mede door hun toenemende onafhankelijkheid en eigen mening, meer verdiepen in de bedoeling achter de regels en het gedrag van mensen. Tegelijkertijd kunnen hun vooroordelen toenemen onder invloed van volwassenen, leeftijdsgenoten en media. Tot slot worden kinderen in deze leeftijd door hun rijpingsproces emotioneel steeds stabieler. Ze kunnen in het begin nog wel stemmingswisselingen en angsten hebben door alle veranderingen, maar langzaam maar zeker komt er meer evenwicht en neemt hun zelfvertrouwen toe.

10-12 jaar

Ook 10-12-jarigen zijn erg gericht op leeftijdsgenoten. Ze willen graag dat kinderen van hun eigen leeftijd hen positief beoordelen en proberen zich daarom te onderscheiden. Tegelijkertijd willen ze graag dat de groep hen accepteert en conformeren ze zich aan de groepsnormen. Ook het vergelijken met anderen om een steeds sterkere eigen identiteit te ontwikkelen gaat in deze leeftijdsfase door. Ze zijn hierin wel kritischer want ze kijken ook hoe ze niet willen zijn. De groep is zo een belangrijk middel om zichzelf te leren kennen en verder te ontwikkelen. Ook is de groep op deze leeftijd belangrijk om zich veilig te voelen. Loyaliteit in vriendschappen is van toenemend belang. Elkaar afvallen doe je niet en dat maakt vriendschappen ook hechter.

De tegenstrijdige behoefte om zich enerzijds te willen onderscheiden, een eigen identiteit te ontwikkelen en anderzijds om erbij te horen kan een voedingsbodem vormen voor pesten, machtsuitoefening en groepsdruk. Kinderen kunnen samen bijvoorbeeld een kind pesten omdat het er anders uitziet en het onder druk zetten om iets te doen zodat het wel bij de groep mag horen. En andere kinderen kunnen meedoen aan het pesten omdat ze niet ook kans op buitensluiting willen lopen. Met de identiteitsontwikkeling neemt de behoefte aan zelfstandigheid, privacy, een eigen mening en verantwoordelijkheid toe. Kinderen in deze leeftijd raken ook maatschappelijk meer betrokken en gaan nadenken over levensvragen, wat goed en slecht is en waarden en normen. In gesprekken hierover hebben ze wel vaak nog een mening waarvan ze denken dat voor hen belangrijke volwassenen die op prijs stellen. Dit is overigens anders als het gaat om de regels en het gedrag van ouders en andere volwassenen, daarover zijn ze door hun groeiende autonomie steeds kritischer.

Tot slot begint ook de puberteit. De combinatie van alle sociaal-emotionele veranderingen met hormonale veranderingen kan ervoor zorgen dat kinderen even wat minder emotioneel stabiel zijn en minder zelfvertrouwen hebben.